De uitzondering als regel

In het programma Met Andere Ogen wordt hard gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking tussen de tientallen betrokken partijen die van belang zijn om de ontwikkeling van kinderen in het onderwijs optimaal te ondersteunen. Maar wat maakt dat samenspel tussen de jeugdwet en passend onderwijs nou toch zo complex?

Als antwoord op die vraag, wordt vaak gesteld dat succes uitblijft omdat – tegenwoordig - steeds meer kinderen speciale ondersteuning nodig hebben, en dat dit voor het onderwijs en voor de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor jeugdhulp in een setting van bezuinigingen en gescheiden geldstromen wel heel moeilijk te realiseren is. Maar is dat wel zo, en wat is voor succesvol en onderwijs aan kinderen met een ondersteuningsvraag nou echt de crux? 

Even wat context. Overal ter wereld, dus ook in Nederland heeft ca 20% van alle mensen – ook kinderen - een chronische ziekte, een lichamelijke of verstandelijke beperking of langdurige psychische klachten. Daar kun je met recht de ca 10% bij optellen, die vanwege sociale en/of economische kwetsbaarheid serieuze problemen in hun ontwikkeling ondervindt. En wat te denken van de statistisch aannemelijke 5% uiteinden van de normaalverdeling die vanwege een extreem hoog of juist laag IQ sowieso maatwerk nodig heeft. Het laat zich gemakkelijk raden dat op deze manier bijna de helft van alle leerlingen in alle scholen dan wel een omgeving, dan wel een aanleg hebben, die maakt dat nu en dan extra ondersteuning nodig is om uitval te voorkomen; en kansengelijkheid te garanderen. 

De vraag naar laagdrempelige, nabije, op- en afschaalbare ondersteuning op maat is zo bezien dus eigenlijk helemaal niets uitzonderlijks, maar eerder iets heel gewoons en inherent aan ons menszijn. We zijn allemaal anders… We hebben het echter lang volstrekt normaal gevonden om ‘anders’ niet als gewoon, maar als uitzonderlijk te beschouwen, behandelen en organiseren.

Hoe minder vaak we mensen die ‘anders zijn’ opsluiten of uitsluiten, hoe logischer het is dat we ze tegenkomen in de klas, op het werk, in de wijk en in de statistieken. En daar zit ‘m precies de crux. Want scholen, klassen, leerkrachten, werkplekken en wijken zijn nog bij lange na niet toegerust op het ondersteunen van diversiteit. Sterker nog. Nog steeds stellen we de ondersteuning die ouders of leerkrachten vragen wanneer het ‘anders’ loopt, niet laagdrempelig beschikbaar. Nog steeds worden kinderen die niet ‘vanzelf’ gaan op wachtlijsten geplaatst, met bureaucratische toegangspoorten, voor hele ingewikkelde trajecten, in klinische kamertjes van gespecialiseerde hulpverleners; ver weg van ouders, klasgenootjes en hun vertrouwde omgeving. Het omgekeerde overigens van wat met passend onderwijs was beoogd. 

Hoewel er veel meer aandacht is voor inclusie en diversiteit, kent het reguliere onderwijs een onverminderd smalle en hoge norm. Dit levert onvermijdelijk onneembare drempels op voor een substantieel deel van de leerlingen die uit-, af-, of omvallen in dit systeem.

Hoe inclusiever en diverser het reguliere onderwijs wordt vormgegeven, hoe laagdrempeliger specialistische ondersteuning op school en thuis beschikbaar is, hoe minder leerlingen buiten de boot zullen vallen. Maak van de uitzondering de regel; daar is iedereen bij gebaat!  

Illya Soffer

Illya Soffer is Directeur van Ieder(in); netwerk voor mensen met een beperking of chronische ziekte. 

Homepage | LinkedIn | Twitter